Nisennenmondai: Krautrock met een moeilijke naam

Dit artikel is eerder verschenen op KindaMuzik op 5 december 2011.

Zo fel als drummer Sayaka Himeno een kwartier lang monotoon haar hihat afranselt tijdens ‘Mirror Ball’, zo timide is ze na afloop in de kleedkamer. Bijna fluisterend overlegt ze ieder antwoord in het Japans met collega Masako Takada (gitaar en keyboard), die het vervolgens in een paar woorden gebroken Engels samenvat. De jongensachtige bassiste Yuri Zaikawa staat tijdens optredens steevast met haar rug naar het publiek en communiceert gedurende het interview enkel non-verbaal dezelfde boodschap: “Ik ben er niet.”

Nisennenmondai (Japans voor millenniumbug) bestaat elf jaar. De naam is bedacht door een vage vriend. “Iemand vond het een leuk woord”, verklaart Masako. “We wilden een naam die niets voor ons betekende”. Voor niet-Japanners is het een tongbreker. “Zet het maar in de titel van het artikel. Het is een moeilijke naam, dan wennen de mensen er aan”, stelt ze voor.

Nisennenmondai
Nisennenmondai

Knippen en plakken

Het drietal maakt instrumentale krautrock met postrockinvloeden. De lange nummers drijven allemaal op korte, repetitieve thema’s, waar gitaarloops en drumvariaties aan worden toegevoegd. De opbouw gaat langzaam en nummers eindigen steevast onverwachts. Er komt geen sequencer of laptop aan te pas en dat maakt met name het drumwerk zo imposant. “Al onze nummers ontstaan in de studio. We schrijven of bedenken niets van tevoren. We spelen wat ons hart ons ingeeft, dat nemen we op en na afloop knippen en plakken we de beste stukken aan elkaar.” Wat daarna nog rest, is het verzinnen van titels. Ook hier zit een weinig diepgaande filosofie achter: nummers als ‘Kyaaaaaaa’, ‘Sonic Youth’ en ‘-_-‘ gaan over de muziek, meer valt er volgens Masako niet over te vertellen.

In de begindagen heeft er één nummer met vocalen op het repertoire gestaan. Masako zong het, maar daar is ze mee gestopt: “We besloten instrumentaal te zijn.” Inspiratiebronnen hebben de drie niet, maar ze houden zich wel op in een kleine undergroundscene van instrumentale bandjes in Tokyo. “Oshiripenpenz is ook een goede band”, zegt Masako nadat Sayaka iets in haar oor heeft gefluisterd. “We inspireren elkaar.” Ze pakt mijn iPad om de naam in te typen. “Is ook een moeilijke naam”, zegt ze met een serieuze blik.

Niets

De band dankt een deel van z’n internationale bekendheid aan de Amerikaanse groep Battles. Met name drummer John Stanier is groot fan. “Ze zagen ons spelen in Tokyo en sindsdien zijn we bevriend. John heeft ons gevraagd als voorprogramma voor de laatste Amerikaanse tournee.” Over de tour zelf en de band met de drie heren van Battles wil ze, op wat schuchter gegiechel na, niets kwijt. “It was fun.”

In Japan heeft de band een behoorlijke achterban opgebouwd en Nisennenmondai speelt veel op festivals. “We spelen in grote en kleine zalen, het maakt ons niets uit. We doen het voor de lol.” Via Bandcamp is de laatste cd, Live in Tokyo, verkrijgbaar en voor de verkoop tijdens liveshows is er een fysieke cd van geperst. “Er zijn nu vijf of zes albums. Sommige zijn alleen uit in Japan, maar ook eentje alleen in Noorwegen. Geloof ik”, vertelt Masako na enig overleg en natellen op haar vingers. Van de muziek leven kan het drietal niet. Waarvan ze dan wel leven is ‘geheim en doet er niet toe’.

Nisennenmondai heeft het nihilisme van illustere muzikale voorgangers tot levenshouding gemaakt. De manager van het drietal vertelt na afloop dat interviews, ook in het Japans, zelden tot enige inzichten leiden. Alles staat in het teken van niets. Sinds de oprichting in het jaar 2000 (‘year zero‘) is nergens betekenis aan gegeven. De muziek spreekt voor zich zonder dat er wat over te melden valt. Een betere reden om te zwijgen is er niet. Een reden om er naar te luisteren des te meer.